Kreeft
17 januari 2015
Er is een kleine groep Nederlanders voor wie de eerste associatie bij het woord ‘agent’ niets te maken heeft met de Nationale Politie, maar alles met de wereld van de literatuur. Die groep bestaat uit uitgevers en redacteuren, een enkele journalist en auteur. Met de meeste agenten is het goed kersen eten, maar er zijn ook voorbeelden die gevreesd en gehaat worden. Toch moet je ook met hen soms uit eten.
We zaten in een Amsterdamse horecagelegenheid, Herengracht 435, op een steenworp afstand van het Koningsplein. Halverwege het diepe pand, direct naast de kassa, waren we de trap opgegaan naar een tussenverdieping met niet meer dan acht à tien tafels.
De agente en haar assistent zaten tegenover mijn collega en mij. We hadden zaken te bespreken. Eén van de auteurs die het agentschap vertegenwoordigde werd in Nederland uitgegeven door een gerenommeerde uitgeverij aan de gracht, maar de top-auteur in kwestie moest ‘verplaatst’ worden. De agente was ontevreden over de inspanningen van onze conculega’s en wilde weten bij welke Nederlandse uitgeverij voldoende interesse bestond om haar literaire gigant ook in de Lage Landen te geven wat hem toekwam. Na haar betoog richtte ze haar blik naar het plafond, terwijl haar assistent ons brutaal aankeek om na te gaan of hij al iets aan onze gezichtsuitdrukking kon aflezen.
Het was volstrekt duidelijk: het bezoek aan Amsterdam had als doel erachter te komen welke uitgeverij het diepste in de buidel zou tasten. De rechten op een nieuwe roman werden ons voorgehouden als lokkertje. Die konden we echter alleen krijgen als we ook de hele backlist opnieuw zouden publiceren en bovendien beloofden alle titels altijd leverbaar te houden. Om de literatuur deze dienst te kunnen bewijzen hoefde je echt met niet meer dan drie ton over de brug te komen. Ik schopte mijn collega voorzichtig onder de tafel tegen haar enkels, terwijl de ober nog eens kwam vragen of we onze keuze al gemaakt hadden. Alleen mevrouw zelf kon niet tot een beslissing komen. Even dacht ik dat ze pas iets zou bestellen als ik eerst een bedrag op een briefje zou schrijven, of op een andere manier ervoor zou zorgen dat haar missie tot een glorieus einde zou komen, maar dit keer richtte ik mijn blik naar het plafond. Na een diepe zucht sprak ze getergd: The lobster salad, without the lobster. Ze nam het duurste van de kaart, maar liet het belangrijkste ingrediënt weg.
De agente heeft me nooit vergeven dat we niet zijn ingegaan op haar aanbod. Ik ben haar nog bij vele gelegenheden tegen gekomen en telkens heb ik moeten denken aan die kreeft die niet heeft mogen zijn.
Deze column werd op 7 januari geplaatst op de site van De Boekenkrant.