De hond en zijn schrijver
29 april 2015
Ik kende Rekel rennend en springend, speurend en jagend vanaf de bladzijden die zijn baas over hem geschreven had. Toen ik hem voor het eerst zag, was hij al oud en ziek. Slechts met moeite kwam hij overeind om me te begroeten. Koos van Zomeren was verhuisd vanuit de polders naar de zandgronden en woonde nu met zijn vrouw Iris in Arnhem, waar herinneringen uit zijn jonge jaren levendiger om hem heen speelden dan onder de laaghangende wolken boven de Bosdijk, of de Hollandse Kade.
Al in 1965 publiceerde Koos de dichtbundel De wielerkoers van Hank. Daarmee is hij waarschijnlijk de langst publicerende auteur van De Arbeiderspers. In het nieuwe huis was een aparte kamer waar op de boekenplanken uitsluitend titels van de auteur zelf stonden, keurig gerangschikt op druk en verschijningsvorm. Veel titels herkende ik direct, andere waren me toen nog onbekend. Er was net een nieuwe titel aan de reeks toegevoegd: de roman De man op de middenweg, die vroeg in de avond bij Musis Sacrum, het Arnhemse concertgebouw, gepresenteerd zou worden. Thomas Verbogt was er en Tom van Deel zou de auteur interviewen. Terwijl ik stond te kijken naar al die uitgaven vroeg ik me af welke bespiegelingen en overpeinzingen nooit aan het papier zouden zijn toevertrouwd als Koos zijn hond Rekel niet had gehad om hem te dwingen. ‘Ik wandel met je mee, maar dan moet jij erover schrijven.’
In de zonnige woonkamer kreeg ik zoetigheid bij de thee. Slepend met zijn achterpoten kwam Rekel naar me toe en vleide zijn snuit op mijn bovenbeen. Omdat hij niet lang kon blijven staan, zakte hij door zijn poten en bleef liggen; met een diepe zucht legde hij nu zijn kop op mijn linker voet te rusten. ‘Hij mag je’, zei Koos. ‘Je bent een goede uitgever.’
Op het laatste bankbiljet van duizend gulden staat een gedicht van Koos van Zomeren. Ik stel me voor dat de kievit in de tekst de auteur pas is opgevallen, nadat Rekel hem al gespot had. De hond en zijn schrijver.
Stanley is inmiddels zeker zo oud als Rekel toen ik hem ontmoette. Stanley is net zo goed een geweldige hond, die van groot belang is voor Koos. Ook zijn naam is inmiddels verbonden aan een titel van Van Zomeren. Maar soms ‘bij noordelijke winden druipt de regen met harde tikken van de rand boven het keukenraam. Dat klinkt net als het krassen van nagels op plastic, alsof Rekel uit zijn mand probeert te komen.’ (Uit: Het complete Rekelboek, pagina 238)
Deze column verscheen eerder in De Boekenkrant