Fleur Bourgonje (1946) werd geboren in een familie van Achterveldse hoefsmeden. Eind jaren zestig trok ze de wereld in. Na een verblijf in Parijs woonde ze lange tijd in Zuid-Amerika, vanwaaruit ze reportages schreef voor onder andere De Groene Amsterdammer, Vrij Nederland , NRC-Handelsblad en Spaanstalige bladen. Terug in Nederland publiceerde ze met grote regelmaat gedichten, romans en verhalen. Fleur Bourgonje ontving de Betje Wolffprijs voor haar gehele oeuvre. Haar meest recente bundel ‘Het geheugen van een huis’ verscheen in maart 2023 bij Magonia, gevolgd door de sterk autobiografische roman ‘Archipel’.
Voor meer informatie over Fleur bezoekt u haar website.
De objectieve waarheid over een leven bestaat niet. Zij is een steeds veranderend verhaal, even aan verandering onderhevig als alles wat leeft en gedacht en gevoeld wordt: een gefragmenteerd verhaal met als min of meer betrouwbare ijkpunten de data, jaartallen, plaats- of landnamen, archieven,dag- en kasboeken, foto’s, littekens. Dit verhaal – deze mythe – is het enige wat we hebben, wat we menen zeker te weten dat we het hebben. We moeten het ermee doen want zo beleefden we het. Zo vertellen we het. Zo schreef ik het op.
Van eilanden die over de hele aarde verspreid liggen in vijvers, zeeën en oceanen is geen vasteland te maken, niet met een duw- of trekboot, ook niet met een pen waarvoor golfslag, afstand en tijd niet bestaan. Bijeen gedreven of bijeen geschreven vormen ze geen geheel, hooguit een versneden continent: een archipel. Zo is van herinneringen geen innerlijk vasteland te maken, geen consistent levensverhaal. Het is een verzameling ervaringen gekleurd door de hoogsteigen blik, een blik die aan verandering onderhevig is in de loop van een leven.
Een mooie recensie door Guus Bauer – Tzum – over ‘Archipel’ vind je HIER
Reacties uit de literaire pers:
Op de site van BUNT BLOGT
Net als in eerder werk staan in ‘Het geheugen van een huis’ de tijd en de vergankelijkheid centraal. In zeven in elkaar overlopende cycli beschrijft Fleur Bourgonje een uit elkaar vallende werkelijkheid: de samenhang tussen woning en bewoner wordt gesloopt. Ontreddering en ontheemding zijn het gevolg. Dichtbij – het eigen huis – en ver weg, waar oorlogen hele steden in puin leggen en de bewoners dwingen tot een nomadenbestaan. Voor de verjaagden ver weg is een stationshal, tenten of boot de vervangende woning. Voor de dichter is dat de taal. De taal als blijvend huis – en als tegenwicht tegen het geweld van geweer en moker.