Marjolein de Craen (Amsterdam, 1962) groeide op in Amstelveen.
Ze studeerde Franse taal- en letterkunde. Haar belangstelling voor de psyche van de mens leidde tot een tweede studie: klinische psychologie.
Aansluitend werd ze psychotherapeut en psychoanalyticus. Regelmatig publiceert ze over haar vak.
Freek en de mierenkoningin is haar romandebuut.
De grootste wens van Freek is te werken in de dierentuin. Thijs biedt hem die mogelijkheid. In de vlinderkas en in het insectarium krijgt Freek, een jongeman met een beperking, verantwoordelijkheden in het verzorgen van de dieren. Een tragedie uit Thijs’ kindertijd heeft alles te maken met zijn gedrevenheid om Freek te willen helpen. Als Thijs per toeval in gesprek raakt met een getuige van het drama uit zijn jeugd wordt hij gedwongen met andere ogen te kijken naar zichzelf en de wereld om hem heen.
Een oude en goede vriend van Thijs is Joost, algemeen directeur van de dierentuin. De aanwezigheid van Freek zet hun vriendschap dusdanig onder druk, dat Joost overweegt om ‘die jongen’ te ontslaan, zodra niet alles vlekkeloos verloopt. Juist nu het houden van dieren in gevangenschap een heftige maatschappelijke discussie oproept en hij de aansluiting bij zijn vrouw en dochter dreigt te verliezen, heeft Joost het vertrouwen van Thijs hard nodig. Maar de onderlinge verhoudingen lijken niet meer vanzelfsprekendheid te zijn.
Dan is er Marie, de moeder van Freek, die – vanuit schuldgevoel vanwege zijn beperking – vastloopt in haar hang naar perfectie. Ze staat voor de opgave haar zoon meer vrijheid te durven geven en zichzelf speelruimte, met de hoop op een nieuwe geliefde in haar leven.
En Freek? Hij geeft het beste van zichzelf en ontfermt zich over Uma, de mierenkoningin, tot na haar laatste uur.